Bij de lezingen van januari

26 januari -  derde zondag  jaar C

Lucas 1,1-4.4,14-21

Be'geest'ering

Vanaf vandaag tot aan het einde van het kerkelijk jaar, met Christus Koning, is Lucas onze gids. Hij richt zich, net als in zijn tweede boek, de Handelingen van de Apostelen, tot een zekere Theofiel, een sterk symbolische naam. In vertaling: geliefde van God, die op zijn beurt van God gaat houden. Lucas geeft met zijn verhaal leesvoer aan Gods lievelingen. Wat een sterk begin is dát! Al wie in het evangelie op zoek gaat naar God, zal hier van langsom meer kunnen ontdekken dat hij zelf dat geliefd kind van God is.

Tot daar die entree. En dan volgen er drie hoofdstukken die we in de Kersttijd hebben gehoord, het zogenaamde kindheidsevangelie dat eindigt met het doopsel van Jezus. Vanaf dan - en dat is de passage die we zonet hebben gelezen – begint het eigenlijk verhaal over wat Jezus heeft gezegd en gedaan.

Het begint in Galilea. Heel gewoon neemt Hij deel aan het sabbatgebed in de synagoge. Men vraagt hem om de eerste lezing te brengen 'uit de profeet Jesaja'. Hij leest de passage waarin de Messias wordt aangekondigd als iemand vol begeestering, die gezalfd wordt tot leider van zijn volk. En wat voor een leider! Arme mensen zullen weer kunnen hopen, gevangenen gaan vrij komen, wie in het donker tast, zal de zon weer zien opgaan, en onderdrukte mensen zullen er bovenop komen. Dat belooft!

De mensen weten niet wat ze horen. Na de lezing gaat Jezus zitten om het te laten doordringen. En dan volgt de homilie, kort en krachtig, duidelijker kan haast niet. 'Mensen, wat je zojuist gehoord hebt, staat nu te gebeuren!' Meteen geeft Lucas aan wat het hoofdaccent zal zijn van zijn verhaal. Hij beschrijft aan de hand van woorden en gebeurtenissen het verhaal van een begeesterde Messias die het op de eerste plaats opneemt voor de lijdende, onderdrukte, behoeftge en mislukte medemens. Het wordt het hoofdaccent van zijn optreden: vergeten mensen er weer bij halen, mensen hun terechte plaats geven in de samenleving.

Hoe zit het met zijn volgelingen? Is dat ook ons hoofddoel: in dienst staan van andermans geluk? God, wat hebben we nog veel werk om echt christen te worden.

19 januari -  tweede zondag  jaar C

Johannes 2,1-12

Dat belooft...

Los van de drie overige evangelisten gaat Johannes op een gans andere wijze om met het Jezusverhaal. Dat hebben we al kunnen merken aan wat we in de Kersttijd hebben gehoord. Mattheüs, en meer nog Lucas, nemen hun aanloop van bij de geboorte. Johannes zegt direct waar Jezus voor staat: Hij is het levensnoodzakelijk licht dat in de wereld moest komen! Verder in dit inleidend eerste hoofdstuk zoekt Hij een ploegje mensen uit om met Hem op weg te gaan; zij zullen zijn kroongetuigen worden. Maar dan helpt Johannes ons zien dat Jezus een diepere boodschap heeft. In een eigen stijl brengt hij ons op het spoor van wat Jezus is komen doen in onze wereld. Hij helpt ons -mét het verhaal- direct ook de diepere bodem ervan ontdekken

Zo begint zijn openbaar optreden. Het lijkt een gewoon gebeuren. Hij wordt samen met zijn moeder uitgenodigd op een bruiloftsfeest. 'Van wie?' dat interesseert ons hier niet, maar wel dat het een 'bruiloft' is. God heeft immers al eeuwen lang zijn hardhorige uitverkoren liefde, zijn uitverkoren volk, achterna gezeten. Het Oude Testament staat er vol van. Nu, in Jezus, zal het huwelijksaanzoek vaste vorm krijgen. De mensen zullen aan Hem kunnen zien hoe Hij van zijn volk houdt. Hij zal er zich totaal voor opofferen.

Maar het verhaal over de bruiloft te Kanaan is zo rijk aan symboliek dat je er een hele voormiddag zou kunnen aan besteden: boeiend genoeg! Wat de meeste mensen ervan hebben onthouden is: 'water in wijn veranderen'. Je kan er mopjes over maken, of het een mirakel noemen... maar dat helpt ons geen zier. Wel wat Johannes erover zegt: 'Het is het begin van de vele tekenen waarmee Hij zijn grootheid laat zien. En dat vergt wel enige uitleg.

Langs doodgewone dingen God aan het werk zien? Die zes stenen kruiken stonden daar altijd om zich ritueel te reinigen alvorens aan tafel te gaan; zoals bij ons de watervaatjes achteraan in onze kerk: een kruisje met doopwater alvorens aan tafel te zitten met Jezus. Even terloops, Maria lijkt hier ons weer voor te gaan in geloof: 'Doe maar wat Hij U zeggen zal' . En de dienaren vulden die zes kruiken met water. Geen 'hocus-pocus', geen 'abacradabra', wel een gebaar van 'vertrouwen': het zal we zin hebben wat we hier moeten doen'.

12 januari -  Doop van de Heer

Lucas 3,15-16.21-22

Gedoopt worden
en gedoopt zijn

Alvorens verder te lezen, een kleine denkoefening. Zoek een paar trefwoorden (koosnaampjes) waarmee je jouw liefste mens op aarde best kan benoemen
(neem rustig de tijd)
Mijn schattebout, mijn oogappel, het beste stuk van mezelf… Zó voelt Jezus zich aangesproken bij zijn doopsel: “Jij bent mijn uitverkorene, de man naar mijn hart, mijn veelgeliefd kind.”

Toen wij als baby gedoopt werden, zouden diezelfdecomplimenten uit de mond van ons vader en moeder kunnen klinken: “Jij bent mijnlieveling, mijn grootste schat op aarde, prachtige creatie ben je!” Spijtig genoeg horen we dat dan nog niet; maar als men dat jaren later blijft herhalen…zulke lieve woorden doen zoveel deugd en geven elke mens vleugels.

Dát hoorde Jezus bij zijn doop van Godswege. Hij noemde daarom God ook: zijn liefste Papa (Abba) en dat bleef zo zijn leven lang. Dat is bij Hem de spirit, vanaf het begin van zijn pelgrimstocht doorheen die tumultueuze wereld.

Maar er is meer. De Doper had het reeds voorspeld: Hij die na mij komt, is veel groter dan ik. Ik kom gewoon het kwaad wegwissen, maar zijn doopsel herschept je tot nieuwe mensen, mensen met spirit (heilige Geesten vuur). Hij brengt ons tot het bewustzijn dat wij Gods lieve kinderen zijn, Gods oogappel, zijn hartendief, in staat om hoe langer hoe meer onze medemens ook zo te behandelen als onze broer en zus, als allerliefste medemens, een mens van wie we door alles heen  blijven houden. (Voor Cardijn klonk het: ieder mens is een kind van God!)

Met zulke ingesteldheid staan we al met meer dan één voet in het Rijk Gods. Dat is: ‘thuiskomen in de Liefde zelf’ Dát is pas echt en volop leven. Jezus ontdekte dit al biddend: daar hoort Hij die stem met die lieve woorden. Leren we dan bidden als Hij.

5 januari -  Openbaring van de Heer

Lucas 2,1-12

Oosters Kerstfeest

Onze kerken zijn gebouwd richting opgaande zon, gericht naar het Oosten. De magiërs die op zoek gaan naar het Kind, de pasgeboren koning van de Joden, kwamen uit het Oosten naar Jeruzalem. Het is de richting vanwaaruit de zon elke dag opkomt om deze donkere en lugubere wereld te ver'licht'en. En het licht kwam in de duisternis!

Het eerste woord dat God sprak in het hele bijbelverhaal was bij het scheppingswoord: 'Het worde licht!' Maar de mensen hadden er niet veel van gebakken. Bedoeld om een weerspiegeling te zijn van wie en hoe God is, maakten ze van de samenleving een uitzichtloos doolhof, eerder een hel dan een hemel. Hoog tijd dus om zelf tussen te komen. Nu breekt er een nieuw tijdperk aan. In het kerstverhaal bij Johannes, het evangelie van de hoogmis op Kerstdag, horen we hoe dat scheppende woord van God weer vlees en bloed geworden is, mens zoals wij. Hij komt ons helpen door zelf mens te worden, maar dan nen 'echte'; iemand die ten diepste gelukkig maakt. In onwetendheid zegt Pilatus, wanneer hij de bijna dood gemartelde Jezus aan de mensen toont: 'Ziedaar dé mens', een model voor ons allen, zo'n mens. En dat, zo zegt ons het feest van de Openbaring, zal nu spoedig aan het licht komen in dat pasgeboren kind. Het is de aankondiging van iemand die redding brengt in een uitzichtloze wereld.

In volle verkondiging zegt Jezus duidelijk: Ik ben het licht voor de wereld. En nog geen bladzijde verder geeft Hij die zending door aan zijn leerlingen: jullie dienen, door mijn spirit gedreven, het warme licht van God te latenschijnen om je heen. Wij hebben in onze duistere wereld vandaag dat licht meer dan ooit nodig; maar dan moeten we ons door Hem laten aansteken. 'Hij doopt met Geest en Vuur, zal de Doper aankondigen'. Met lichtmis wordt die Kerstcyclusafgesloten met het verhaal van zijn opdracht in de tempel. Dat kaarsje van Godskomst in ons leven moeten we heel het jaar door brandend houden.

Inde orthodoxe kerken worden ook veel kaarsjes aangestoken, (het zijn nog echte, niet van vervuilende parafine gemaakt zoals bij ons maar nog van echte bijenwas). Zij vieren Gods menswording, hun Kerstfeest, begin januari rond het verhaal van Driekoningen, de volkse benaming van de meer zinvolle naam, dit feest waardig: Feest van de Openbaring van de Heer.

Dus, terug een zalig Kerstfeest!

Luc Valvekens
30/1/25